Thuis was het koud.
Het enige geluid was de kat die miauwt.
Waarom hebben we die kat nog niet opgegeten? mopperde vaders.
NEE! zei ik, de Duitsers zijn de enige daders.
De volgende ochtend gingen Keesje en ik kolen stelen
om ze dan met onze familie te delen.
We gingen naar het Oostelijk Havengebied.
Wat er toen gebeurde, verwachtten we niet.
Er kwam een trein aan, er werd gefloten,
toen werd er ineens geschoten.
Bij Keesje ging het fout.
Hij werd niet oud.
Huilend liep ik terug,
ver van deze plek over de grote brug.
Toen Keesjes moeder me zag,
wist ze wat er was gebeurd.
Tranen, tranen, tranen, dat was het enige wat ik zag.
jaren later was de sfeer bij hen in huis nog steeds niet opgefleurd.