Gedicht

Ik kan niet slapen, ben bang in de nacht.
Iedere dag houdt iemand de wacht.
Ze staan te kijken of er iemand van het leger komt.
Als die ons vinden, slaan ze ons blauw en bont. Maar dat was toen, dus laten we de vrijheid vieren en de fouten die gemaakt zijn niet overdoen.

De oorlog begon

Veel mensen moesten onderduiken,
Achter deuren en achter luiken

Vele hebben het niet overleeft,
Dat is waarom jij er zo veel om geeft

Veel mensen hebben zich verzet,
Sommige hebben het gered

Anderen zijn gestorven,
Of hebben over de straat gezworven

Keesje Brijde was er een,
En haalde kooltjes voor de schoorsteen

Zijn vriend gaat naar zijn ouders en zegt
Keesje kwam terecht in een vuurgevecht

Toen was het 5 mei iedereen was blij,
De oorlog was voorbij

Keesje Brijde

Keesje was de 9e van de 12 het was koud de wind was guur
Eten hadden ze, maar kooltjes?
Keesje ging naar buiten voor zijn zieke moeder kooltjes halen. Voor hij wegging zei hij nog: ik ben terug voor je het merkt.
Keesje pakte wat kooltjes daar was geen bezwaar maar toen kwam hij tussen beiden en dat was zijn einde.

Opgesloten

Alle Joden zitten opgesloten
Behalve degenen die zijn ondergedoken
Sommigen duiken wel meer dan twee jaar onder
Alle Joden zitten opgesloten
Ze gaan van kamp naar kamp met de trein
Daarna worden ze gepijnigd
Alle Joden zitten opgesloten
Behalve degenen die zijn ondergedoken

Tijdens de oorlog

Tijdens de oorlog
in het duister zonder licht.
Alleen in een schuilkelder,
was toen verplicht.

Tijdens de oorlog
geen eten en geen geld.
Je zocht zelfs naar voedsel op een vuilnisbelt.

Tijdens de oorlog
In het duister zonder licht.

Om te herinneren….

Cosimo Amron van Essen

Oorlog was meer in het verleden, Maar ook nog steeds in het heden. Vrede is er niet altijd, Soms is het gewoon kwijt, Niet iedereen zit op school met krijt.

Mensen zitten in de kelder, Want het was boven niet helder, Toen ze gevonden waren, werden ze naar een kamp gestuurd.

Mensen hadden honger en waren halfdood, Niemand genoot, Er was niemand die vrijheid bood. Toen het Amerikaanse lood kwam, Sprongen ze omhoog als een hanenkam.

Ze gingen naar huis, na al die tijd was er vrijheid, Ze waren allemaal blij. Ze hadden weer eten, Dit moment zouden ze nooit vergeten.

Koude winter

Joes Overmulder

Keesje Brijde was dertien
Ging kolen stelen, maar iemand had hem gezien

De Duitser had een geweer
en schoot toen 1 keer

Hij was op verboden gebied
waar je nu nog steeds zijn monument ziet

Hij heeft veel moed
met wat hij doet
Er is zelf een straat naar hem vernoemd

Het was 1944, Hongerwinter dat jaar
We mogen nooit vergeten hoe het was, hoe zwaar.

Een kleine jongen

Jack van Diemen

Keesje is een kleine jongen.

Misschien net 13 jaar.

Keesje wil graag zijn moeder helpen.

Keesje zijn moeder heeft nu kolen nodig.

Maar Keesje is alles behalve overbodig.

‘s Morgens in de vroege uurtjes.

Is Keesje vroeg uit bed.

‘Wees gerust’ zei hij tegen z’n moeder.

Ik ben terug voor je erop let.

In zijn dunne pak.

Zal hij kijken hoe hij kolen mag.

Met honger in de maag,

Zie je hoe hard hij jaagt.