Daar zat ik dan, in de koude kelder, verstopt voor de moffen. Ik wist niet wat er boven gebeurde. Ik was bang voor verraad. Maar wat bereik je met zo’n daad?
In een kamertje achter een kast. Zat ik te verven met een kwast. Ik verfde over de oorlog, Dat hij eindelijk voorbij zou zijn. Maar dat zou nog wel even duren.
Opeens hoorde ik geklop op de kast. Uit mijn handen viel mijn kwast. Iemand zei: Offenmachen! De deur ging open en er kwamen twee soldaten tevoorschijn. Ze pakte me vast en namen me mee.
Ik wist niet wat er ging gebeuren. Hopelijk niets ergs. Buiten zag ik mijn buurjongen van 17. Ik wist al meteen dat hij ons had verraden. Zorgde hij voor deze misdaden?
In de trein zat ik naar vrijheid te smachten. Maar diep in mijn gedachten, wist ik dat de dood op mij zat te wachten.